Hanoi rocks: say Ho!

Al is het chronologisch incorrect, Hanoi was nog niet verteld. Dus keren we terug. En ook hierom: Hanoi is een shoppersparadijs. Goedkoop en gevarieerd, vol met mooie spullen die vooral vrouwelijke bezoekers maar moeilijk kunnen
weerstaan; volmaakte handgemaakte bamboe kommen, borden en schalen ingelegd met Chinees lakwerk, bewerkte kistjes van marmer, zijden gewaden en kamerjassen, vazen in alle soorten en maten, sieraden van buffelhoorn, noem maar op. Mijn taak is Carina aan te moedigen vooral te kopen wat ze wil. Thuis krijgt ze anders,terecht, spijt van niet aangeschafte buitenkansjes. Uiteindelijk valt het bestede bedrag reuze mee. Een tas spullen erbij en alom blije gezichten. Ik heb een helm! Een militaire helm, geen brommerhelmpje, al hebben ze daar ook hele toffe in. Iedereen heeft hier een kek hoofddekseltje. Ze helpen niet tegen eventueel letsel, dat dan weer niet. Als je valt ben je dood, maar het ziet er leuk uit, verder, in je Burberry-bloedvlek.

Yertle the Turtle

We bezoeken Hoan Kiem Lake, het meer waar naar verluidt reuzenschildpadden rondzwemmen. Ooit zou hier volgens een bijna Arthuriaanse legende een belangrijk zwaard door een gouden schildpad zijn meegevoerd naar de diepte van het meer. Sinds die tijd, ergens in de 15de eeuw, bestaan er hardnekkige geruchten over het bestaan van nazaten van dit schepsel.
In een klein maar belangrijk tempeltje op een eiland in het meer vinden we een enorme opgezette schildpad in een glazen kast. Ook zien we foto’s uit 2000 en 2005; op beiden is een voorwereldlijk tortoise monster vlak bij de kant te zien. Bewijs geleverd. Ze bestaan echt. De Myth Busters hoeven niet meer te komen.

Hoa Loi Prison

Franse hobbies

We bezoeken Hoa Loi Prison, een door de Fransen gebouwde gevangenis waar ‘criminelen’, lees: iedereen die het niet met het regime eens was werd opgesloten. Daarna is het gebruikt voor POW’s(prisoners of war) , Amerikaanse krijgsgevangenen, die het de bijnaam ‘Hanoi Hilton gaven. Het grootste gedeelte is nu afgebroken om plaats te maken voor het Grand Hotel. Oh ironie…

Wat er is overgebleven huisvest een klein museum. De oorspronkelijke barakken en cellen zijn nog precies zoals ze waren. De tentoongestelde gevangenen-poppen ten spijt is de misere bijna voelbaar. Hoewel gebouwd voor 450 gevangenen zatener ten tijde van de overigens bij vlagen uiterst wreedaardige Franse overheersing maximaal 2000 mannen, vrouwen en kinderen tegelijk, vaak rij aan rij vastgeketend. Zoals nu dus de poppen. Ondanks het strenge regime in Hoa Loi zag men kans elkaar te informeren en politiek zowel als militair klaar te stomen voor het rebellenleven buiten de gevangenis. Weinig weerstand is er gebroken, integendeel. Daar kwam bij dat er een groot aantal gevangenen wisten te ontsnappen. Sommigen zelfs uit de dodencellen. Tunnels werden gegraven, men wurmde zich door rioleringen, of ze klommen eenvoudig over de lage muren; een succesverhaal is het nooit geweest.

ontsnapt door het riool

Ontroerend en in zekere mate indrukwekkend is de kleine tentoonstelling over de vrouwen in Hoa Loi. Een foto van een knappe jonge vrouw, zojuist tot 20 jaar veroordeeld, achter haar de strenge
gezichten van bewakers. Ze lacht. Een grote, mooie, stralende lach, recht in de camera, nergens een spoor van angst, spijt of zelfs maar bezorgdheid. Haar laatste woorden tegen de rechter waren: “Denkt U echt dat Uw regime het zo lang uithoudt?”
Een andere vrouw had de volgende woorden op laten tekenen: “Ik heb niets te zeggen. Ga terug naar Uw land, en haal Jeanne d’Arc van haar sokkel.” De vrouwen van Vietnam…
Een gedeelte is gewijd aan de periode dat er Amerikanen zaten, onder andere natuurlijk veel neergestorte vliegeniers.

John McCain in het water...

Ex-presidentskandidaat John McCain is te zien op twee foto’s, een terwijl hij uit het water wordt gevist en een in Hoa Loi, op de
dokterstafel. Ook Pete Peterson zat hier, de later Amerikaanse ambassadeur in… jawel, Vietnam. De onderschriften willen doen
geloven dat het verblijf hier een klein feestje was, met fijne bedden, spelletjesavonden en Kerstvieringen. Ach ja. Hanoi Hilton. De ironie ontging ze blijkbaar. Toevallig liepen er twee veteranen rond. Ze konden er wel om lachen.

...en op het droge

Temple of Literature
Dit vind ik nou een mooi idee: een tempel gewijd aan de verering van studie. Maar liefst 940 jaar geleden gebouwd door keizer Ly Thanh Tong, huisvestte het de eerste universiteit van Vietnam. In 1484 bepaalde z’n nazaat Le Thanh Tong dat zij die zich uitzonderlijk hadden onderscheiden in literatuur, dichtkunst of wiskunde, geëerd moesten worden. Dat gebeurde door alle namen te beitelen in grote stenen ‘menhirs’. Er zijn er nog 82 over. De inscripties hebben de tand des tijds helaas niet doorstaan en daardoor lijken de stenen nu iets meer op grafzerken. Wat overigens niks afdoet aan het idee: In het eigenlijke tempelgedeelte prijkt Confusius als een Buddha temidden van wierrook en offerandes. Leren als heilig doel. Kennis als het hoogst haalbare.
In smetteloos witte gewaden geklede studentes lopen er in groepjes rond, bij wijze van universiteitsuitje. Giechelend gaan ze op iedere Japanse foto. Sterretjes voor een dag, simpelweg omdat ze studeren.

Uncle Ho’s themapark
Na de lunch ergens langs de straat, waar de mannen nota bene al aan de bia hoy zitten, is het tijd voor Ho Chi Minh. De wereld kent hem als de charismatische Grote Leider van het Vietnamese verzet, Vadertje Staat en oprichter van de Communistische Partij. Een beetje een enigma, lange grijze sik en snor, immer vrolijk glimlachend, ongetrouwd, geen kinderen. Wars van luxe en tierelantijnen. Een man van eenvoudige komaf, maar absoluut onverzettelijk. Hij stierf voordat de overwinning een feit was, in 1969, gewoon, van ouderdom.
We lopen door Hanoi, waar de winter langzaam plaats maakt voor tropisch lenteweer, iets dat wij als snikheet zouden kwalificeren. We zijn op weg naar de plek waar ‘Uncle Ho’ leefde en werkte. Al snel worden de straten breder. Het lichtgroen van het Noordvietnamese leger is ineens alomtegenwoordig. De brede laan die er heen leidt heet Dien Bien Phu. Aangekomen bij het enorme terrein ter nagedachtenis van het fenomeen zien we in eerste instantie het onbetwistbare centerpiece: Ho Chi Minh’s mausoleum. Een gigantische grijze kubus, omkleed met torenhoge pilaren, gemaakt van materiaal afkomstig uit alle delen van Vietnam.
Het is duidelijk gemaakt om respect af te dwingen, op een simpele, doorzichtige, bijna knullige manier. Het watermerk van het communisme. Er komt een dag dat zelfs de staats -tv moet gaan moderniseren, hoeveel propagandistisch vermogen heeft traditionele plattelandsdans nog in 2012?
Voor de ingang staan militairen van de Imperial Guard in hagelwitte uniformen doodstil op hun post. Bezoekuren zijn al voorbij. Het imperialisme trouwens ook.  Elke morgen vormen zich lange rijen mensen, nieuwsgierige toeristen zowel als deemoedige Vietnamezen, om langs het gebalsemde en opgebaarde lichaam van de onbetwiste superheld te mogen schuifelen. Fotograferen
en lachen (!) is er verboden, net zoals het meebrengen van voedsel, wapens, explosieven, honden, kippen,verrijkt uranium, noem maar op.Eigenlijk mag er niet zo heel veel, in Ho’s Themapark.

Eén keer in het jaar gaat het lijk naar Moskou, voor een drieduizend kilometerbeurt. Arme Uncle Ho. Het wordt steeds warmer. De meeste toergroepen komen ‘s ochtends, het is op een groep Koreanen na leeg op het plein. Het heeft zo nog het meeste weg van een parkeerplaats. Een van de Guards wipt van z’n ene been op z’n ander. Verveeld kijkt hij over het gras. Ook nationalistische grandeur heeft blijkbaar z’n dooie spelmomenten.

Om het centrale plein heen bevinden zich ondermeer het Presidentiele Paleis, waar De Grote Leider zich nooit zo thuis heeft gevoeld, en op enige afstand er vandaan een klein, bijna traditioneel ‘stelthuis’ bestaande uit twee spartaanse kamers op stokken, waar hij veel  liever was. Op een eenvoudig buro staat z’n geliefde Amerikaanse Zenith radio. Overigens kon hij daar niet de hele tijd gezeten hebben, want dan had de luchtmacht van de VS hem graag en onmiddellijk verdampt.
Wie was die raadselachtige man met dat guitige smoeltje en die witte sik, die lachend aan de wieg van het Aziatisch communisme stond, en tussendoor de hereniging van Vietnam probeerde te regelen? En naar verluid zes talen sprak en gedichten schreef?

Ho under construction

We kopen een kaartje voor het Ho Chi Minh Museum voor antwoorden. Waar ze het begrip ‘antwoorden’ in de vorm van een gratis Engels sprekende gids menen te moeten gieten. Hij blijkt met afstand de meest humorloze jongeman van Vietnam te zijn.
Zijn voornaamste taak lijkt te zijn het uitleggen van alle ‘symboliek’ die de tentoonstelling rijk is; golven van pleisterwerk op de vloer, wolken aan het plafond, niet echt heel ingewikkeld allemaal, edoch, het dient minutieus verklaard te worden. Ik begin te denken dat geen gevoel voor humor misschien een strikte voorwaarde voor het correct uitvoeren van deze taak is. Zelfs voor het 20 meter hoge standbeeld van Ho Chi Minh valt er niks te lachen. Ook voor het eerst.

Aan de hand van originele documenten schetst zich het beeld van een zeer intelligente jongen uit een klein dorp, die, werkend op een schip, naar Frankrijk weet te reizen. Zijn vader was een diep nationalistische man, dus de kleine Ho had z’n revolutionaire inborst waarschijnlijk aan pa te danken, die hij, als goede Vietnamees, natuurlijk hoog in ere hield.  Hij strijkt neer in Parijs om zich binnen korte tijd het Frans in woord en geschrift meester te maken. Hij schrijft sociaal geëngageerde artikelen en is betrokken bij de oprichting van de Franse Communistische Partij. Later reist hij naar Rusland en China, om de verschillende revolutionaire fracties te verenigen. En natuurlijk en passant de taal te leren. Wederom brieven, in het Russisch, Chinees, Engels en Frans.

Ho's stilthouse

Hij wordt twee keer gevangen gezet in het China van Tjang Kai Tsjek. Beide keren komt hij ongebroken vrij om rustig verder te bouwen aan z’n grote droom: de onafhankelijkheid van Vietnam. De verzetsbeweging groeide, tegen de Fransen en tegen de Amerikanen, van Viet Minh naar Viet Cong. Ho was de onbetwiste leider. En ondanks zijn bekende uitspraak dat hij niet begraven wilde worden, omdat het land nodig is voor landbouw, is er een uitgestrekt gebied gereserveerd voor zijn ruime
nagedachtenis. Het woord ‘Ho-land’ dringt zich op.
Om de zoveel meter wordt je door bordjes in het gareel van de perfecte rondleiding gehouden; ‘no entry’, ‘no exit’ en de mooiste, ‘don’t stand still.’ Socialisme op z’n smalst. Bij de enige doorgang zonder bordje worden we afgesnauwd door twee gëuniformeerde vrouwen. No entry, of no exit, dat ligt maar net aan je standpunt.

Als we voor de zoveelste keer langs stalletjes lopen met nep merkartikelen als D&G, Hugo Boss (de ontwerper van de welbekende SS-uniformen), Ray Ban en veel echte, in Vietnam gemaakte Pepsi en Coca Cola, gebroederlijk naast schaaltjes met Ho, lepeltjes met Ho, asbakken met Ho, weet ik het zeker: Alles wat de beste man tijdens zijn leven heeft gepredikt is lachend terzijde geschoven om een plek te creeren waar de bevolking en die nieuwsgierige buitenlanders er aan
herinnerd worden dat Ho Chi Minh het symbool is voor de kracht van Vietnam, ter meerdere glorie van de Partij. En dat we dat vooral niet vergeten. Arme Ho. Hij is een symbool geworden, een leeg karkas, zoals in de tombe verderop, dat te pas en te onpas geëtaleerd kan worden om het grote gelijk kracht bij g.te zetten. Arme, arme Ho. Ik begrijp nu waarom waarom hij zo’n enorm mausoleum nodig heeft; dan heeft hij meer dan genoeg ruimte om zich om te draaien in z’n graf.
Op het gras erachter oefent het leger. In een hypnotiserend soort vertragende pas marcheren ze langs de dames van de plantsoenendienst, bezig met bladeren vegen. Als ze tot stilstand komen zakt het hele peloton door z’n houding, helmen gaan hier en daar af en eentje grijnst er in mijn richting. Ze zijn allemaal piepjong. Het zonnetje schijnt. De urgentie is volledig uit het plaatje verdwenen. Tijd om naar huis te gaan.

Morgen vliegen we naar Bangkok. Wel gaan we nog een paar dagen acclimatiseren op Koh Samed, een eilandje zo’n 3 uur rijden van BKK. Heel even een stukje onversneden Thais eilandleven pakken, en vervolgens naar huis. End of a journey.

Vietnam, het was me een genoegen. Je was vaak pittig, soms bitter en af en toe zuur, maar altijd zoet. Zoals het hoort. Ik heb genoten van je schandalig lekkere eten, van de mensen die altijd glimlachen, van je verleden en van je heden. En ik heb afgerekend met de televisieoorlog van mijn jeugd. Leukste plekken; Saigon, Quy Nong, Hoi An en Hanoi. Naar Hanoi wil ik het liefst terug een volgende keer, als ik toch in de buurt ben. Want als Saigon het moderne gezicht van het land is, en Hue het hart, dan is Hanoi de ziel van Vietnam. Hanoi rocks. Say Ho!


Dit bericht is geplaatst in Jaroblog. Bookmark de permalink . Trackbacks en Reacties zijn beide tijdelijk gesloten.