Hue is de stad waar sinds 1802 de Keizers van de Nguyen Dynastie de scepter zwaaiden. Al daarvoor waren ze actief de baas in de buurt, maar zetelden ze ietsje verderop als Heren van Phu Xuan, tot de Tay Son rebellie van 1786 ze dwongen in te grijpen. De telg Nguyen Anh nam Hue in en kroonde zich in een vlaag van zelfoverschatting tot Keizer Gia Long. Hue zou tevens de nieuwe residentie worden. De Dynastie was een feit. Om dit te vieren bouwde hij in het begin van de 19de eeuw de Citadel, tot op de dag van vandaag het symbool van de stad.
In 1885, toen de 13-jarige Ham Nghi Keizer was, vielen de Imperial Troops de Fransen aan. Dat resulteerde in een klinkende overwinning voor die laatsten. Helaas pindakaas voor de jonge despoot en zijn adviseurs. Hij werd eenvoudig vervangen door de kneedbare Dong Khahn, waarbij vergeleken onze Bea een woeste Viking is.
Vanaf dat moment was het gedaan met de werkelijke macht van de Nguyens en daarmee viel ook de Vietnamese onafhankelijkheid in duigen. Schoothondjes in Franse dienst is misschien een belediging, maar niet ver bezijden de waarheid. De laatste telg in officiele functie was Bao Dai, wiens zomerpaleis we in Dalat gezien hadden. Je weet wel, de vorst met het kleine rode autootje. De overgebleven nazaten wonen nu in, hoe kan het ook anders, Frankrijk.
Vele bladzijden geschiedenis later, tijdens het Tet Offensief van 1968 nam de Viet Cong de stad in, binen 24 uur. Ze ‘zuiverden’ de stad van ongewenste elementen via o.a. executies en levende begrafenissen, waardoor een slordige 2500 priesters, kooplieden, Zuidvietnamese millitairen en intelectuelen geheel belangenloos het leven lieten. Het Amerikaanse leger was daarvoor iets te druk met het verdedigen van een volstrekt onbelangrijke heuvel ten noorden van Hue (Khe Sanh, waarover later meer), maar kwam ten lange leste in actie en straat voor straat, huis na huis, werd Hue op de Noordvietnamezen heroverd en in het proces half vernietigd. 10.000 mensen kwamen om. Gewone onschuldige inwoners vormden weer eens het leeuwendeel. Je zou bijna denken dat oorlog een burgeraangelegenheid is.
We bezoeken de oude ommuurde stad, nog steeds de plek waar veel van Hue’s inwoners resideren. Daarbinnen bevindt zich de Citadel, die elke dag om vijf uur afgesloten wordt. Het is de dag na m’n verjaardag. Ik kan er maar moeilijk echt van genieten. Kramp en algehele malaise is mijn deel. Of het de springrolls van Hoi An waren of de in Hue genuttigde kikker-aan-een-stokje met schelpen, wie zal het zeggen. Ik denk persoonlijk aan een loempiasamenzwering, afgaande op eerder gerommel in m’n buik.
Mijn meelijwekkende staat ten spijt hobbel ik door de straten, grasvelden en gebouwen. Want indrukwekkend was het wel. De Citadel is een groot terrein bestemd voor staatszaken, toen gevuld met ambtenaren en officials. Daar weer binnen ligt het domein van de voormalige keizer. Voor de eerste keer in ons leven betreden we een ‘verboden stad’, alleen bestemd voor de familie, de concubines, eunuchs, koks, en dergelijke. Het was toen een hele eer om daar in te mogen verkeren. Of een vloek. Dat ligt er maar aan hoe je het bekijkt. Sommige mannen hadden dus geen ballen meer.
De Forbidden Purple City bestond uit 148 gebouwen waarvan er veel zijn vernietigd door Amerikaanse bommenwerpers. Slechts 20 zijn er over. De bedoeling is volledige restauratie en wederopbouw. We dwalen door de ruines en veldjes, maar ook langs fantastische optrekjes die de oorlog hebben overleefd.
Het is ondanks de destructie een doorkijkje in de geschiedenis. Ik kon me ineens voorstellen hoe de tempels en paleizen van Cambodja’s Angkor, 1000 jaar ouder, er ooit uitgezien moeten hebben, in de voorspoed van z’n tijd. Carina heeft een halve bibliotheek aan boeken verslonden over dit soort complexen. De camera snort tevreden. Helaas houden mijn darmen het niet langer vol en taaien we af. In het hotel aangekomen val ik wederom als een blok in slaap. ‘s Avonds voorzichtig (westers) gegeten, beetje geschreven, klaar.
De volgende dag voel ik zowaar verbetering optreden, het ergste lijkt achter de rug. We huren een boot. Die boten liggen aan de kade bij de avondmarkt en zijn een trots bezit. Geen handel is geen geld, dus wordt er druk geroepen naar iedere buitenlander. Onze kapitein en zijn vrouw zijn nog jong, maar zijn moeder is een zwaargewicht in de branche en het benodigde geld voor de aankoop van het schip, 8000 dollar, zijn grotendeels afkomstig van haar. Tijdens werktijd zitten de kids op school. We varen twee uur kalmpjes heen en weer op de Perfume River terwijl ik genees. Ik kom de dag door zonder in slaap te vallen.
Die avond na het eten meteen maar een tourbus voor de volgende ochtend geregeld naar de Demilitarised Zone, de beruchte 17de Parallel. Niets beter dan een gebied vol herinneringen aan dood en vernietiging om je genezing te vieren.
Dat is trouwens cynisch bedoeld. Mijn motieven zijn zuiver, in tegenstelling tot die van mijn darmflora. Wat erg jammer is; in Hue wordt al eeuwen lang vreselijk goed gegeten.
This entry was posted in Jaroblog. Bookmark the permalink. Both comments and trackbacks are currently closed.
Hue, Citadel City aan de Perfume River
Hue is de stad waar sinds 1802 de Keizers van de Nguyen Dynastie de scepter zwaaiden. Al daarvoor waren ze actief de baas in de buurt, maar zetelden ze ietsje verderop als Heren van Phu Xuan, tot de Tay Son rebellie van 1786 ze dwongen in te grijpen. De telg Nguyen Anh nam Hue in en kroonde zich in een vlaag van zelfoverschatting tot Keizer Gia Long. Hue zou tevens de nieuwe residentie worden. De Dynastie was een feit. Om dit te vieren bouwde hij in het begin van de 19de eeuw de Citadel, tot op de dag van vandaag het symbool van de stad.
In 1885, toen de 13-jarige Ham Nghi Keizer was, vielen de Imperial Troops de Fransen aan. Dat resulteerde in een klinkende overwinning voor die laatsten. Helaas pindakaas voor de jonge despoot en zijn adviseurs. Hij werd eenvoudig vervangen door de kneedbare Dong Khahn, waarbij vergeleken onze Bea een woeste Viking is.
Vanaf dat moment was het gedaan met de werkelijke macht van de Nguyens en daarmee viel ook de Vietnamese onafhankelijkheid in duigen. Schoothondjes in Franse dienst is misschien een belediging, maar niet ver bezijden de waarheid. De laatste telg in officiele functie was Bao Dai, wiens zomerpaleis we in Dalat gezien hadden. Je weet wel, de vorst met het kleine rode autootje. De overgebleven nazaten wonen nu in, hoe kan het ook anders, Frankrijk.
Vele bladzijden geschiedenis later, tijdens het Tet Offensief van 1968 nam de Viet Cong de stad in, binen 24 uur. Ze ‘zuiverden’ de stad van ongewenste elementen via o.a. executies en levende begrafenissen, waardoor een slordige 2500 priesters, kooplieden, Zuidvietnamese millitairen en intelectuelen geheel belangenloos het leven lieten. Het Amerikaanse leger was daarvoor iets te druk met het verdedigen van een volstrekt onbelangrijke heuvel ten noorden van Hue (Khe Sanh, waarover later meer), maar kwam ten lange leste in actie en straat voor straat, huis na huis, werd Hue op de Noordvietnamezen heroverd en in het proces half vernietigd. 10.000 mensen kwamen om. Gewone onschuldige inwoners vormden weer eens het leeuwendeel. Je zou bijna denken dat oorlog een burgeraangelegenheid is.
We bezoeken de oude ommuurde stad, nog steeds de plek waar veel van Hue’s inwoners resideren. Daarbinnen bevindt zich de Citadel, die elke dag om vijf uur afgesloten wordt. Het is de dag na m’n verjaardag. Ik kan er maar moeilijk echt van genieten. Kramp en algehele malaise is mijn deel. Of het de springrolls van Hoi An waren of de in Hue genuttigde kikker-aan-een-stokje met schelpen, wie zal het zeggen. Ik denk persoonlijk aan een loempiasamenzwering, afgaande op eerder gerommel in m’n buik.
Mijn meelijwekkende staat ten spijt hobbel ik door de straten, grasvelden en gebouwen. Want indrukwekkend was het wel. De Citadel is een groot terrein bestemd voor staatszaken, toen gevuld met ambtenaren en officials. Daar weer binnen ligt het domein van de voormalige keizer. Voor de eerste keer in ons leven betreden we een ‘verboden stad’, alleen bestemd voor de familie, de concubines, eunuchs, koks, en dergelijke. Het was toen een hele eer om daar in te mogen verkeren. Of een vloek. Dat ligt er maar aan hoe je het bekijkt. Sommige mannen hadden dus geen ballen meer.
De Forbidden Purple City bestond uit 148 gebouwen waarvan er veel zijn vernietigd door Amerikaanse bommenwerpers. Slechts 20 zijn er over. De bedoeling is volledige restauratie en wederopbouw. We dwalen door de ruines en veldjes, maar ook langs fantastische optrekjes die de oorlog hebben overleefd.
Het is ondanks de destructie een doorkijkje in de geschiedenis. Ik kon me ineens voorstellen hoe de tempels en paleizen van Cambodja’s Angkor, 1000 jaar ouder, er ooit uitgezien moeten hebben, in de voorspoed van z’n tijd. Carina heeft een halve bibliotheek aan boeken verslonden over dit soort complexen. De camera snort tevreden. Helaas houden mijn darmen het niet langer vol en taaien we af. In het hotel aangekomen val ik wederom als een blok in slaap. ‘s Avonds voorzichtig (westers) gegeten, beetje geschreven, klaar.
De volgende dag voel ik zowaar verbetering optreden, het ergste lijkt achter de rug. We huren een boot. Die boten liggen aan de kade bij de avondmarkt en zijn een trots bezit. Geen handel is geen geld, dus wordt er druk geroepen naar iedere buitenlander. Onze kapitein en zijn vrouw zijn nog jong, maar zijn moeder is een zwaargewicht in de branche en het benodigde geld voor de aankoop van het schip, 8000 dollar, zijn grotendeels afkomstig van haar. Tijdens werktijd zitten de kids op school. We varen twee uur kalmpjes heen en weer op de Perfume River terwijl ik genees. Ik kom de dag door zonder in slaap te vallen.
Die avond na het eten meteen maar een tourbus voor de volgende ochtend geregeld naar de Demilitarised Zone, de beruchte 17de Parallel. Niets beter dan een gebied vol herinneringen aan dood en vernietiging om je genezing te vieren.
Dat is trouwens cynisch bedoeld. Mijn motieven zijn zuiver, in tegenstelling tot die van mijn darmflora. Wat erg jammer is; in Hue wordt al eeuwen lang vreselijk goed gegeten.