De laatste dag in HCMC is gewijd aan een tweetal bezoekjes aan musea. Lekker rustig na de op z’n minst enerverende avond die we gisteren op de valreep nog hadden gehad. We waren als afsluiting nog even gaan eten in De Vreetsteeg, zoals we het straatje waar ons hotel stond noemden, en waren daar in een beschaafde discussie beland met een Amerikaan uit Seattle. Dat was vrij ver gegaan. De arme man denkt nu dat Nederland bijkans communistisch is, omdat we sociaal beleid voeren (kan je nagaan!) en wij denken (nog steeds) dat de VS een Darwinistisch experiment aan het botvieren zijn op hun bevolking. Vadertje Staat versus ieder voor zich en God voor allen. Hij was vies van homohuwelijken, vond belasting diefstal en dacht zeker te weten dat arme mensen lui zijn. Wat een ongelofelijke verschillen in opinie maak je toch mee binnen de zogenaamde Westerse wereld! Nadat Carina het I-woord (Israel) van stal had gehaald was hij er echt helemaal klaar mee. Nochthans begroette hij ons als oude vrienden de volgende ochtend. Hoor en wederhoor werkt blijkbaar louterend op Middeleeuwers, al was er niets veranderd in z’n bovenkamer. Hij probeerde nog wat steekjes onder de gordel maar we waren niet van plan te happen. So long cowboy, have a nice delussion & don’t let a nigger steel your girlfriend. (Please do!)
Als klap op de vuurpijl die Saigon heet lieten we ons de laatste dag rondrijden op cyclo’s. Dat zijn fietsen met bakjes voorop, voornamelijk bereden door oud-soldaten van het Zuidvietnamese leger. De verliezer fietst, zeg maar. Onderhandelen had weinig zin, bleek later, want Bai en Mister Som, waren vastbesloten om het onderste uit m’n portemonnee te halen. De prijs verdubbelen is nog kinderspel. Maar goed, het stadsbestuur is van plan ze binnen anderhalf jaar van de weg te halen. Ik snap het wel. De laatste ronde, ook voor hen.
Niettemin was het fijn om in de open lucht door de straten te hobbelen. We lieten ons eerst naar het Ho Chi Minh City Museum brengen, niet te verwarren met het Ho Chi Minh Museum. Gevestigd in een statig pand, omringd door wederom buitgemaakte fighter planes, HUI’s en tanks. Best een aardig museum. Veel oude gebruiksvoorwerpen en foto’s uit vervlogen tijden. Saigon is geen oude stad, maar zo’n 300 jaar bestaat het. Daarvoor was het hooguit een nederzetting te noemen. Hue was de stad waar het om ging in het antieke Vietnam. We kijken rustig rond en weer buiten gekomen stonden de cyclomannen op ons te wachten. We stapten op (in?) en vervolgden onze weg door de lanen en straten.
De volgende stop was de grote pagoda, een gebouw met verschillende op elkaar geplaatste daken in Chinese stijl. We brandden wierook bij de diverse offerplaatsen. Dat biedt bescherming tegen alles behalve cyclodrivers.
De begane grond is gedeeltelijk gewijd aan de voorvaderen, dat is nogal een ding hier. De meeste voorvaderen stonden keurig op de foto. Een voorvader is een voorvader, zeg ik altijd maar. Op de eerste verdieping stonden beelden van de beschermers van het geloof. Eentje had een soort luit in z’n blauwe handen en z’n gezicht stond op rock ‘n roll. Cool! Keep the faith brother.
Naast me viel op een gegeven moment een witte veer op de grond. Ik raapte het op en keek omhoog. Duiven bevolken de daken van de pagoda en masse, maar de eigenaar van de veer was het enige witte exemplaar. Ik keek langdurig naar de vogel en het dier keek naar mij. Ik besloot dat de veer een goed voorteken was. When in Rome, act like the Romans. ¦lt;br />
Daarna was het tijd voor bier en springrolls, die hier ‘die young’ heten, tenminste, zo wordt het uitgesproken. ‘Life fast’ leek me beter op z’n plaats. De cyclokerels gingen ons voor in een enorme TL-verlichte tent waar de asbak de grond is, of andersom. We lieten flessen Tiger aanrukken en we converseerden over van alles, van het weer in Holland, of wat daar voor door moet gaan, tot de twee jaar ‘heropvoedingskamp’ die beide mannen na de oorlog moesten doorstaan. Bai vertelde dat hij regelmatig geslagen werd om hem te dwingen te bekennen dat hij landgenoten had gedood, iets dat hij absoluut niet van plan was te doen. Daar had hij hoogstwaarschijnlijk gelijk in. Mister Som had twee kinderen, een dochter en een zoon. Zonen zorgen later niet voor hun ouders, dochters wel. De arme Bai had twee zonen, en zat er dan ook een stuk zorgelijker bij. Nadat ze ons te veel hadden laten betalen namen we afscheid als vrienden. Money talks, bullshit rides a bike. So long, cowboys…
De volgende ochtend vertrokken we per bus naar de Centrale Hooglanden van Vietnam, naar het bergstadje Dalat, waar de temperatuur zomaar 15 graden zakt ten opzichte van Saigon. Carina’s weertje, lekker fris. Ik heb meer met klamme, zinderende hitte. Vietnam biedt voor elk wat wils, dat blijkt wel weer.
On the road again! Het voelde goed, ondanks het verplichte afscheid van Saigon, onze nieuwe liefde. Hoe kan ik het zeggen? Je was groots en meeslepend, gezellig en symphatiek. Je was hard en zacht tegelijkertijd, als een durian, de beroemde stinkvrucht die je hier overal aantreft; hij geurt naar verrotting maar blijkt heerlijk te smaken. Saigon in een notendop. I’ll be back, Jack!
This entry was posted in Jaroblog. Bookmark the permalink. Both comments and trackbacks are currently closed.
Dag drie: afscheid van Saigon, nog een laatste rondje in de draaimolen.
De laatste dag in HCMC is gewijd aan een tweetal bezoekjes aan musea. Lekker rustig na de op z’n minst enerverende avond die we gisteren op de valreep nog hadden gehad. We waren als afsluiting nog even gaan eten in De Vreetsteeg, zoals we het straatje waar ons hotel stond noemden, en waren daar in een beschaafde discussie beland met een Amerikaan uit Seattle. Dat was vrij ver gegaan. De arme man denkt nu dat Nederland bijkans communistisch is, omdat we sociaal beleid voeren (kan je nagaan!) en wij denken (nog steeds) dat de VS een Darwinistisch experiment aan het botvieren zijn op hun bevolking. Vadertje Staat versus ieder voor zich en God voor allen. Hij was vies van homohuwelijken, vond belasting diefstal en dacht zeker te weten dat arme mensen lui zijn. Wat een ongelofelijke verschillen in opinie maak je toch mee binnen de zogenaamde Westerse wereld! Nadat Carina het I-woord (Israel) van stal had gehaald was hij er echt helemaal klaar mee. Nochthans begroette hij ons als oude vrienden de volgende ochtend. Hoor en wederhoor werkt blijkbaar louterend op Middeleeuwers, al was er niets veranderd in z’n bovenkamer. Hij probeerde nog wat steekjes onder de gordel maar we waren niet van plan te happen. So long cowboy, have a nice delussion & don’t let a nigger steel your girlfriend. (Please do!)
Als klap op de vuurpijl die Saigon heet lieten we ons de laatste dag rondrijden op cyclo’s. Dat zijn fietsen met bakjes voorop, voornamelijk bereden door oud-soldaten van het Zuidvietnamese leger. De verliezer fietst, zeg maar. Onderhandelen had weinig zin, bleek later, want Bai en Mister Som, waren vastbesloten om het onderste uit m’n portemonnee te halen. De prijs verdubbelen is nog kinderspel. Maar goed, het stadsbestuur is van plan ze binnen anderhalf jaar van de weg te halen. Ik snap het wel. De laatste ronde, ook voor hen.
Niettemin was het fijn om in de open lucht door de straten te hobbelen. We lieten ons eerst naar het Ho Chi Minh City Museum brengen, niet te verwarren met het Ho Chi Minh Museum. Gevestigd in een statig pand, omringd door wederom buitgemaakte fighter planes, HUI’s en tanks. Best een aardig museum. Veel oude gebruiksvoorwerpen en foto’s uit vervlogen tijden. Saigon is geen oude stad, maar zo’n 300 jaar bestaat het. Daarvoor was het hooguit een nederzetting te noemen. Hue was de stad waar het om ging in het antieke Vietnam. We kijken rustig rond en weer buiten gekomen stonden de cyclomannen op ons te wachten. We stapten op (in?) en vervolgden onze weg door de lanen en straten.
De volgende stop was de grote pagoda, een gebouw met verschillende op elkaar geplaatste daken in Chinese stijl. We brandden wierook bij de diverse offerplaatsen. Dat biedt bescherming tegen alles behalve cyclodrivers.
De begane grond is gedeeltelijk gewijd aan de voorvaderen, dat is nogal een ding hier. De meeste voorvaderen stonden keurig op de foto. Een voorvader is een voorvader, zeg ik altijd maar. Op de eerste verdieping stonden beelden van de beschermers van het geloof. Eentje had een soort luit in z’n blauwe handen en z’n gezicht stond op rock ‘n roll. Cool! Keep the faith brother.
Naast me viel op een gegeven moment een witte veer op de grond. Ik raapte het op en keek omhoog. Duiven bevolken de daken van de pagoda en masse, maar de eigenaar van de veer was het enige witte exemplaar. Ik keek langdurig naar de vogel en het dier keek naar mij. Ik besloot dat de veer een goed voorteken was. When in Rome, act like the Romans. ¦lt;br />
Daarna was het tijd voor bier en springrolls, die hier ‘die young’ heten, tenminste, zo wordt het uitgesproken. ‘Life fast’ leek me beter op z’n plaats. De cyclokerels gingen ons voor in een enorme TL-verlichte tent waar de asbak de grond is, of andersom. We lieten flessen Tiger aanrukken en we converseerden over van alles, van het weer in Holland, of wat daar voor door moet gaan, tot de twee jaar ‘heropvoedingskamp’ die beide mannen na de oorlog moesten doorstaan. Bai vertelde dat hij regelmatig geslagen werd om hem te dwingen te bekennen dat hij landgenoten had gedood, iets dat hij absoluut niet van plan was te doen. Daar had hij hoogstwaarschijnlijk gelijk in. Mister Som had twee kinderen, een dochter en een zoon. Zonen zorgen later niet voor hun ouders, dochters wel. De arme Bai had twee zonen, en zat er dan ook een stuk zorgelijker bij. Nadat ze ons te veel hadden laten betalen namen we afscheid als vrienden. Money talks, bullshit rides a bike. So long, cowboys…
De volgende ochtend vertrokken we per bus naar de Centrale Hooglanden van Vietnam, naar het bergstadje Dalat, waar de temperatuur zomaar 15 graden zakt ten opzichte van Saigon. Carina’s weertje, lekker fris. Ik heb meer met klamme, zinderende hitte. Vietnam biedt voor elk wat wils, dat blijkt wel weer.
On the road again! Het voelde goed, ondanks het verplichte afscheid van Saigon, onze nieuwe liefde. Hoe kan ik het zeggen? Je was groots en meeslepend, gezellig en symphatiek. Je was hard en zacht tegelijkertijd, als een durian, de beroemde stinkvrucht die je hier overal aantreft; hij geurt naar verrotting maar blijkt heerlijk te smaken. Saigon in een notendop. I’ll be back, Jack!