Hanoi Hustle!

We verlaten het station. Ik voel me leeg en misselijk. Te weinig slaap en nog wat sluimerende darmmalaise. We nemen een metertaxi. En wat voor meter; de getallen draaien met duizelingwekkende snelheid voor onze ogen. De meter is ‘rigged’, gesaboteerd om hoger uit te vallen. Welkom in Hanoi. Als we aankomen bij de steeg waar ons (van tevoren geboekte) hotel zich bevindt staat ie op meer dan 300.000 dong, ongeveer 12 dollar. Carina weigert te betalen en dreigt met politie. Ik wil alleen nog maar een wc en een bed, in die volgorde. Ik kan het eenvoudigweg niet opbrengen. We opteren voor de helft van het bedrag en betalen uiteindelijk 200.000, ook teveel maar anders hadden we er nu nog gestaan. De politie is namelijk liever corrupt dan behulpzaam. De eerste les is geleerd.
Het hotel heeft geen kamer voor ons. De booking is mis gegaan. Ik ben ondertussen op het punt dat kreunen mijn voornaamste articulaire bezigheid is, al probeer ik me groot te houden. We krijgen een kamer in een hotel een steeg verderop aangeboden. Carina, uitgeslapen en strijdbaar, slaat het af. Te klein, beetje crummy, niet het geld waard. Dan komt Chim ten tonele, een jonge flitsende gast die zo’n beetje alles doet aan de toeristische kant van Hanoi. Hij biedt ons een kamer aan in Le Manor, een duurder hotel, voor dezelfde prijs. Carina springt achter op de brommer, ik bewaak de bagage en mijn maaginhoud. Na enige tijd komt ze lachend terug, en niet alleen omdat een ritje door het verkeer van Hanoi een soort achtbaan ride is waar je in de Efteling een half uur voor in de rij staat. Het is gelukt. De deal is rond. We springen op Chim’s voorspraak in een taxi, hij betaalt. 10.000 dong. Ja, da’s andere koek, al was de rit beduidend korter dan de onze. We zijn ergens, eindelijk. Douchen, even liggen. Ik voel m’n ogen dichtzakken. Nee, zonde! Hanoi wacht buiten op ons, er is geen tijd te verliezen. We kleden ons om en gaan de straat op.

Hanoi is een antieke stad,in tegenstelling tot Saigon. De oude dame bestaat op de kop af 1000 jaar, en heeft alles al gezien in haar kronkelende stegen, aan de oevers van haar her en der verspreide meertjes en haar inwoners dragen die ouderdom bij zich, als een geboorterecht. Dit is het gedroomde Azie zoals de Fransen dat aantroffen, en de Chinezen voor hen, de ware parel van Indochina; rauw, fascinerend, exotisch en druk, iedere meter ingenomen door de vier miljoen mensen die hier wonen: straatventers, brommers, cyclo’s, bedelaars, eetstalletjes en norse politieagenten op zoek naar ‘lunchgeld’; waar de ratten onder de keien het aantal burgers vele malen overtreffen en buitenlui, zoals wij, een dankbare prooi vormen voor de hawkers, de ritselaars en de zakkenrollers. Dit is ook de stad die de overwinning behaalde op alle overheersers, van China tot Amerika. De stad waar Ho Chi Minh’s gebalsemde lichaam is bijgezet, waar de oudere mannen militaire kleding dragen uit trots en gebruiksgemak, waar de mensen niet lachen maar staren, en waar de Communistische Partij z’n macht ten toon spreidt. Het leven speelt zich af op straat. Hanoi is charmant maar meedogenloos, voor alles en iedereen. U begrijpt het al: mijn soort stad.

Het oude centrum, het hart van Hanoi is het Old Quarter, waar tevens de meeste hotels zich bevinden voor de ‘du lich’, de toeristen en backpackers. Elke straat is genoemd naar de handel die het bevatte. Op Hang Mam werd pickeld fish, vis in het zuur, verkocht, Lo Ren was de straat waar de ijzersmeden zetelden, op Lo Su kon je terecht voor doodskisten, Hang Huong was er voor wierrook. Het is een overblijfsel uit de tijd dat de Fransen er waren, alles naar oud Europees voorbeeld in gilden verdeeld. Oorspronkelijk waren er 36 gildestraten, vandaar de oude naam voor het Old Quarter, ’36 streets’. Je ziet er nog steeds straatjes die bijvoorbeeld alleen maar schoenen verkopen, maar het toerisme heeft de overhand gekregen.
We gaan eerst maar eens lunchen, in een tent die onmiskenbaar Frans ademt, maar een aantal aanlokkelijke locale specials verkoopt. Hanoi style springrolls, pittige salade en Hanoi Beer. In koloniale stijl maken we kennis met de hoofdstad, die zich onder ons ontvouwt.
Vanaf het balkonnetje zien we het straatleven. Aan de overkant zit een bejaarde vrouw onderuit gezakt in haar gemakkelijke stoel frisdrank en snoep te verkopen. Haar blik verraadt een gehard soort onverschilligheid. Het harnas van keuze tegen een buitenwereld die nooit gas terugneemt. Haar kun je niets meer wijsmaken.
Vrouwen met de bekende konische hoeden en manden aan een bamboestok over de schouders, kleine pasjes makend onder het gewicht van hun waar, scannen met argusogen de straat af op zoek naar een mogelijke koper. Iedereen is hier bezig met geld vergaren. De Hanoi hustle.
Vietnamezen werken met terugwerkende kracht immer om de schuld die ze bij hun ouders hebben, af te betalen, en nooit, zo lijkt het, voor henzelf. Je ouders zetten je op deze wereld, ze breken hun rug om je te eten te geven, te kleden, naar school te sturen, 16 uur per dag on the grind, en als je zelf gaat werken kun je eindelijk iets terug doen. Jouw ouders op hun beurt geven een flink gedeelte van hun zuurverdiende centen weer aan hun ouders, die datzelfde hebben gedaan voor je overgrootouders. Altijd werken om het verleden recht te zetten. Een schuld die zich maar moeilijk laat vereffenen.
De cultuur van voorouderverering sluit er naadloos op aan. Vietnamezen geloven dat de doden nog enige tijd rond blijven hangen om op de familie te passen, en dan overgaan in een nieuw leven. De eeuwige Buddhistische circel van dood en wedergeboorte. Geen beloning, slechts je tanden op elkaar, blik op oneindig en flink doorstappen in de tredmolen van het aardse bestaan.
In de tijd die er ‘s avonds overblijft wordt er door de mannen gedronken, met een kalm soort vanzelfsprekendheid. Hier is het ‘bia hoy’, aangevuld met flessen slechte whisky. Bia (de fonetische versie van ‘beer’) is een door de Tsjechen (!) geintroduceerde biersoort zonder conserveringsmiddelen. Elke dag worden er verse vaten geleverd. Het bier is laag in percentage, maar de glazen gaan met een dodelijk tempo de door luchtvervuiling en dieseldamp geschuurde kelen in: ‘Yo!’, proost! Als er sterke drank bijkomt is dat in hele flessen. Bia hoy tentjes zie je op iedere straathoek. Het is een van de weinige plekken waar Vietnamezen en ‘tay’, westerlingen, mengen zonder dat er een transactie, of al dan niet wederzijdse liefde tussen beiden aan vooraf gaat. 

Hanoi is een shoppersparadijs. Goedkoop en gevarieerd, vol met mooie spullen die vooral vrouwelijke bezoekers maar moeilijk kunnen weerstaan; volmaakte handgemaakte bamboe kommen, borden en schalen ingelegd met Chinees lakwerk, bewerkte kistjes van marmer, zijde gewaden en kamerjassen, vazen in alle soorten en maten, sieraden van buffelhoorn, noem maar op. Mijn taak is Carina aan te moedigen vooral te kopen wat ze wil. Thuis krijgt ze anders,terecht, spijt van niet aangeschafte buitenkansjes. Uiteindelijk valt het besteede bedrag reuze mee. Een tas spullen erbij en iedereen blij.

Hoa Loi Prison
We bezoeken Hoa Lo Prison, een door de Fransen gebouwde gevangenis waar ‘criminelen’, oftewel iedereen die het niet met het regime eens was werd opgesloten. Daarna is het gebruikt voor POW’s, Amerikaanse krijgsgevangenen, die het de bijnaam ‘Hanoi Hilton gaven. Het grootste gedeelte is nu afgebroken om plaats te maken voor het Grand Hotel. Oh ironie…
Wat er is overgebleven huisvest een klein museum. De oorspronkelijke barakken en cellen zijn nog precies zoals ze waren. De misere is vreemd genoeg bijna voelbaar. Hoewel gebouwd voor 450 gevangenen zaten er ten tijde van de overigens bij vlagen uiterst wreedaardige Franse overheersing maximaal 2000 mannen, vrouwen en kinderen tegelijk, vaak rij aan rij vastgeketend. Ondanks het strenge regime in Hoa Loi zag men kans elkaar te informeren en politiek zowel als militair klaar te stomen voor het rebellenleven buiten de gevangenis. Weinig weerstand is er gebroken, integendeel. Daar kwam bij dat er een groot aantal gevangenen wisten te ontsnappen. Sommigen zelfs uit de dodencellen. Tunnels werden gegraven, men wurmde zich door rioleringen, of ze klommen eenvoudig over de lage muren; een succesverhaal is het nooit geweest. Ontroerend en in zekere mate indrukwekkend is de kleine tentoonstelling over de vrouwen in Hoa Loi. Een foto van een knappe jonge vrouw, zojuist tot 20 jaar veroordeeld, achter haar de strenge gezichten van bewakers. Ze lacht. Een grote, mooie, stralende lach, recht in de camera, nergens een spoor van angst, spijt of zelfs maar bezorgdheid. Haar laatste woorden tegen de rechter waren: “Denkt U echt dat Uw regime het zo lang uithoudt?”
Een andere vrouw had de volgende woorden op laten tekenen: “Ik heb niets te zeggen. Ga terug naar Uw land, en haal Jeanne d’Arc van haar sokkel.” De vrouwen van Vietnam…
Een gedeelte is gewijd aan de periode dat er Amerikanen zaten, onder andere natuurlijk veel neergestorte vliegeniers. Ex-presidentskandidaat John McCain is te zien op twee foto’s, een terwijl hij uit het water wordt gevist en een in Hoa Loi, op de dokterstafel. Ook Pete Peterson zat hier, de later Amerikaanse ambassadeur in… jawel, Vietnam. De onderschriften willen doen geloven dat het verblijf hier een klein feestje was, met fijne bedden, spelletjesavonden en Kerstvieringen. Ach ja. Toevallig liepen er twee veteranen rond. Ze konden er wel om lachen.

Temple of Literature
Dit vind ik nou een mooi idee: een tempel gewijd aan studie. Maar liefst … jaar geleden gebouwd om jonge mensen die zich op een of andere manier intellectueel trachtten te verbeteren te eren. Op grijze, een beetje op grote grafzerken lijkende stenen, staan de namen ingebeiteld van alle afgestudeerden uit die tijd. In het eigenlijke tempelgedeelte prijkt Confusius als een Buddha temidden van wierrook en offerandes. Leren als heilig doel. Kennis als het hoogst haalbare. In smetteloos witte gewaden geklede studentes lopen er in groepjes rond, bij wijze van universiteitsuitje. Giechelend gaan ze op iedere foto. Sterretjes voor een dag, simpelweg omdat ze studeren. Hulde.

Uncle Ho’s themapark
Na de lunch ergens langs de straat is het tijd voor Ho Chi Minh. De wereld kent hem als de charismatische Grote Leider van het Vietnamese verzet, Vadertje Staat en oprichter van de Communistische Partij, een beetje een enigma, lange grijze sik en snor, immer vrolijk glimlachend, ongetrouwd, geen kinderen. Wars van luxe en tierelantijnen. Een man van eenvoudige komaf, maar absoluut onverzettelijk. Hij stierf voordat de overwinning een feit was, in 1969, gewoon van ouderdom.
We lopen door Hanoi, waar de winter langzaam plaats lijkt te maken voor tropisch lenteweer, naar de plek waar ‘Uncle Ho’ leefde en werkte. Een flauw zonnetje zorgt voor aangename temperaturen. De straten worden breder, het lichtgroen van het Noordvietnamese leger is alomtegenwoordig.
Aangekomen bij het enorme terrein ter nagedachtenis van het fenomeen zien we in eerste instantie het onbetwistbare centerpiece: Ho Chi Minh’s mausoleum. Een gigantisch, ongenaakbaar grijs bouwwerk van steen, … meter hoog en duidelijk gemaakt om diep respect af te dwingen. Voor de ingang staan militairen van de Imperial Guard in hagelwitte uniformen doodstil op hun post. Bezoekuren zijn al voorbij. Elke morgen vormen zich lange rijen mensen, nieuwsgierige toeristen zowel als deemoedige Vietnamezen, om langs het gebalsemde en opgebaarde lichaam van de onbetwiste superheld te mogen schuifelen. Fotograferen en lachen (!) is er verboden, net zoals het meebrengen van voedsel, wapens, explosieven of verrijkt uranium. Eigenlijk mag er niet veel, in tegenstelling tot de rest van Hanoi.
Er omheen bevinden zich ondermeer het Presidentiele Paleis, waar hij zich nooit zo thuis heeft gevoeld, en op enige afstand er vandaan een klein, bijna traditioneel ‘stelthuis’ bestaande uit twee spartaanse kamers, waar hij veel  liever was. Op een eenvoudig buro staat z’n geliefde Amerikaanse Zenith radio. Overigens kon hij daar niet de hele tijd zitten, want dan had de luchtmacht van de VS hem te pakken gekregen.
Wie was die raadselachtige man? Wat dreef hem? We kopen een kaartje voor het Ho Chi Minh Museum voor antwoorden.�
    

This entry was posted in Jaroblog. Bookmark the permalink. Both comments and trackbacks are currently closed.